Menu

Condensatiedrogen

Werking

Bij een condensatiedroger wordt een milieuvriendelijk koelgas door een roterende compressor gecomprimeerd. Het hete koelgas, onder hoge druk, gaat naar het condensorblok waar het gas gekoeld wordt en condenseert. Via een expansie eenheid wordt het koelmedium ingespoten in het verdamperblok waar het verdampt. Hiervoor is warmte nodig, die aan de passerende lucht onttrokken wordt. Het koelgas wordt weer door de compressor aangezogen en nu begint het proces weer van voor af aan. De vochtige lucht uit de ruimte wordt over de verdamper gezogen, waar het heftig afgekoeld wordt, waardoor het water in de lucht condenseert. Het water wordt via een waterslang afgevoerd. De koude lucht wordt hierna door het condensorblok weer opgewarmd en als droge, warme lucht de ruimte weer ingeblazen.

Eigenschappen en specifieke toepassingen

Het condensatieproces bij koeldrogen verloopt optimaal bij temperaturen tussen 15° en 28°C. Aangezien in de afbouwfase de temperaturen bij modenre bouwmaterialen bijna altijd boven de 8 à 12°C liggen, wordt condensatiedrogen frequent toegepast. Indien de omgevingstemperatuur toch lager ligt, kan er soms een bijverwarming nodig zijn om de minimumtemperatuur te bereiken. Bij woningen volstaat hiervoor de centrale verwarming, maar bij grotere ruimtes zoals hallen en industriële gebouwen zal beroep moeten worden gedaan op duurdere verwarmingssystemen. Je kan deze bouwdrogers niet inzetten bij een lagere omgevingstemperatuur omdat bij koude vochtige luchtinstroom het condensatieproces extra warmte van de koelingsplaat wegneemt. Hierdoor ontstaan er bevriezingsverschijnselen en rendementsverliezen gezien het koelelement geregenereerd of ontdooid moet worden.

De toestellen werken geluidsarm.

Conclusie

Een condensatiedroger streeft op lange termijn een lage luchtvochtigheid na (+/- 35%) bij een temperatuur van 15° tot 28° C. Door het trager droogproces is de kans op scheurvorming in de pleister bij een correct gebruik vrijwel onbestaand, zodat condensatiedrogers het meest gebruikt worden in de bouwsector.

Welk systeem kiezen?

Het energieverbruik van een condensatiedroger bij 12 °C is ongeveer een derde van het energieverbruik van een adsorptiedroger bij gelijke ontvochtigingsvraag. Voor een condensdroger is een veel lagere elektrische aansluitspanning voldoende, hetgeen belangrijk is uit oogpunt van energiebesparing. Het omslagpunt waarbij een adsorptiedroger efficiënter is dan een goede condensdroger, ligt bij ca. +7 °C (de gemiddelde jaar temperatuur in de Benelux is + 10,7 °C).

Ontvochtigingscapaciteit

De belangrijkste eigenschap van drogers voor bepaling van de capaciteit is de ontvochtigingscapaciteit bij een bepaalde temperatuur en vochtigheid. Informeer daarom niet alleen naar de nominale capaciteit van een droger (capaciteit bij hoge temperaturen en hoge relatieve vochtigheid), maar ook de capaciteiten bij lagere temperaturen. Een gelijke capaciteit bij 2 verschillende drogers bij 20°C en een hoge relatieve vochtigheid impliceert immers niet automatisch een gelijke capaciteit bij een lagere, reële werkingstemperatuur. De ontvochtigingscapaciteit op lagere temperatuur kan immers bij de ene droger soms heel wat minder zijn dan bij een andere droger. Bouwdroging vindt meestal plaats in de periode van september tot maart, het is daarom belangrijk (schriftelijk) te vragen wat de capaciteit van een bouwdroger is bij lagere temperaturen.

Om toch een idee te hebben van de benodigde ontvochtigingscapaciteit dient men de capaciteit van de droger bij een bepaalde temperatuur en relatieve vochtigheid te vermenigvuldigen met een factor 10 tot 12 (afhankelijk van het aantal binnenwanden) voor bepaling van het te drogen volume. Zo zal een bouwdroger met een ontvochtigingscapaciteit van 55 liter water bij 10 °C en een relatieve vochtigheid van 90% geschikt zijn voor een volume van 55 (liter per dag) x de factor 10 tot 12 = 550 tot 660 kubieke meter. Voor een juiste capaciteitsberekening is het echter aan te bevelen om met een adviseur van de fabrikant contact op te nemen. Deze zal voor u de benodigde capaciteit alsmede de aanschafkosten berekenen en u adviseren hoe u tot een optimaal resultaat kunt komen. In tegenstelling tot wat men zou denken geeft een overcapaciteit t.o.v. de benodigde ontvochtigingscapaciteit immers nagenoeg geen tijdsvoordeel, maar wel hogere energie- en huurkosten!

Droogtijden van pleister en chape

Het is bijna onmogelijk om exacte droogtijden te noemen. Algemeen kan men stellen dat met de inzet van de juiste bouwdrogers tot 70% sneller gedroogd wordt in vochtige periodes t.o.v. natuurlijke droging. Graag geven we enkele indicaties van droogtijden bij optimale droging:

  • Zand-cement chape: tot een sterkte van 4 cm ongeveer 1 cm per week, bij een dikkere chape dient een juiste calculatie gemaakt te worden. Let op: de eerste 7 dagen na het aanbrengen van de chape mag er niet gedroogd worden.
  • Anhydriet vloeivloeren: tot een sterkte van 4 cm kan in ongeveer 12 dagen gedroogd worden, mits hiermee begonnen wordt exact 48 uur nadat de vloer aangebracht is. Ook hier geldt dat bij dikkere vloeren een juiste indicatie moet worden gemaakt.
  • Stenen wanden, stucwerk en kalkzandsteen blokken kunnen tussen 4 tot 12 dagen gedroogd worden.
    Om te weten of bouwmaterialen voldoende droog zijn om afgewerkt te worden, is diverse meetapparatuur beschikbaar.